We hebben het noorden van het IJsselmeer bereikt en zijn hier wel klaar met 'oefenen'. Tijd om het Wad op te gaan, maar is er in de jachthavens van die eilanden wel plek in de zomervakantie?
Broeder Henk, ziet gij al plaats komen?

Voorlopig maken we ons daar geen zorgen om. Wind, stroom en onze voorkeur dirigeren de Markiezin vanuit Makkum naar Den Helder. We hebben onze ochtend kennelijk niet, want het brood is beschimmeld en als Henk het anker ophaalt, begeeft de elektrische ankerlier het. Onhandig, al valt het ophalen met de hand mee. Ik vaar rustig naar de sluizen terwijl Henk de modder van het anker en de ketting spuit en de boel weer opruimt. De sluiswachter van dienst heeft ook zijn dag niet of hij heeft gewoon een pestbui. Hij is in elk geval plezierbootjes aan het pesten.
De wachtsteiger voor pleziervaart ligt aan de kant van de kleine sluis. Een lang remmingswerk staat tussen de grote en de kleine sluis, met een duidelijk bord 'verboden voor sport' (is dus verboden voor ons soort bootjes). We liggen met een tiental boten te wachten aan de wachtsteiger als de kleine sluis opent en de geschutte bootjes uitvaren. En dan gaan de sluisdeuren weer dicht! Liggen we daar met ons goede gedrag.
Het licht bij de grote sluis staat op groen en er zijn enkele charterschepen ingevaren. Worden wij geacht om naar die sluis te komen? Aarzelend gaan de eerste wachtenden los en varen terug, om het remmingswerk heen, naar de grote sluis. Het licht blijft groen als ze invaren en wij volgen ook. Het is op en top geknoei in de sluis. Kleine bootjes die grotere boten langszij krijgen en grotere boten die nauwelijks kunnen manoeuvreren. Dit hoeft niet! Als de sluiswachter even omroept dat de pleziervaart achter de charter aan moet gaan, is dat voldoende om alles direct goed te laten verlopen. Maar nee, gewoon niks zeggen en alleen sluisdeuren weer dicht doen. Hij denkt zeker dat we gedachten kunnen lezen.

Eenmaal op het Wad krijgen we eerst de wind pal tegen in een smalle vaargeul en dus wordt het beginnen met een uur motoren. Zodra de geul breed genoeg is, hijsen we de zeilen en kruisen rustig op richting Den Helder. De golfslag is wat ruiger en ik merk dat ik daaraan erg moet wennen. Ik blijf buiten om het zeeziekmonster niet uit te dagen. Het is nu echt een soort psychische 'angst', want op zich heb ik nergens last van. Ook op het Wad moeten we de boot en onszelf weer leren kennen.
Ondanks dat, gaat het zeilen lekker en bereiken we Den Helder aan het begin van de middag. We gaan naar jachthaven Willemsoord achter de Zeedoksluis. Het is voor ons een nieuwe haven en ook dichtbij het centrum. We moeten op zoek naar ankerlieronderdelen, willen wat van de stad en de musea zien en dus blijven we een dag of vijf liggen.

De deuren van de Zeedoksluis gaan met enige regelmaat open en dat gaat gepaard met veel knarsen, piepen en kreunen. We grappen dat we even een flesje WD40 bij de sluiswachters moeten afgeven. Hadden we dat maar gedaan! Bij vertrek willen we 's morgens bij de eerste mogelijkheid om 8 uur schutten. Ik roep de sluis via de marifoon aan en krijg als antwoord dat ze gaan draaien. De lichten gaan op rood-groen en we horen het typische geluid van de sluisdeur die open wil. Er gebeurt echter niets. De deur draait niet, de lichten gaan op dubbelrood en de sluiswachter roept ons op om mede te delen: "Ik heb sorry op de sluis. De deur gaat niet open."
Onze vraag over hoe lang het gaat duren, wordt helaas niet beantwoord. Er is een andere route naar het Wad en die nemen we dan maar. Andere sluis en een paar bruggen. Gelukkig is het net geen spertijd (de uren dat de brug niet draait vanwege het drukke verkeer dat erover rijdt).

Ondanks dat we door de vertraging het tij tegen krijgen, kunnen we fantastisch zeilen tot vlak voor de haveningang van Harlingen. We zijn ruim op tijd om een plekje in de Noorderhaven in te nemen. 's Avonds is de haven overvol. Er wordt zelfs een motorboot naar buiten gestuurd. Er kan geen boot meer bij.